Het schiet eruit als storm: een felle spuit
uit haar orkaanblauw dat het licht verwoordt.
Wat zit in de voorraadkast? Is het kruit
dat mij na de injectie luid vermoordt?
Crimineel. Agressief. Een scherpe pijn
in mijn huid; haar duim duwt de plastiek pin:
het medicament vloeit. Wat zou het zijn?
De bijsluiter ontbreekt. Dus ik verzin
het. Rondsuizend in bloed – aders slopend.
Het maakt mij dwaas – wild. Zo druk rondvloeiend
zwemmen richting motoriek – en boeiend
vindt het rust en duwt de stof van zich af.
Een aardbeving – en ik merk als een straf:
zij heeft haar rode kamer geopend.