een wit tapijt bekleedt het landschap
en voetsporen worden stilaan zichtbaar
in het zacht, helder poeder
het zijn de uwe die verder kraken
in de wisselvallige vlakte
van mijn meestal dierbaar leven
soms zult ge van kou beven
en later zal de zon u toelachen
een sneeuwpop reist uit het niets op
en de lach van steentjes bekleedt zijn kop
één die later weer op grond zal liggen
de pop rust waar de sporen hun doel vonden
al zal mijn lichaam waarschijnlijk weer dooien
tot zijn vroegere puinhoop van korrels
nu weerkaatst het lachend en danst
zodat het hele landschap weer glanst