Daar stond ik dan, op die zwoele warme avond,
helemaal alleen te kijken naar zonsondergang,
me af te vragen, waarom?
Waarom ik mijn hart heb laten innemen om me daarna
gebroken weer te geven?
Alleen jij kon het lijmen, mijn woorden doen rijmen.
Ik voelde een aanwezigheid, plots een gevoel van tederheid.
Ogen die me aanstaarden en me veel verklaarden.
Toen draaide ik me om, met m'n rug naar de
ondergaande zon.
Daar stond ik dan, niet meer alleen, me af te vragen,
waarom?
Waarom is hij teruggekomen?
Misschien om mijn hart terug te roven?
Hij heeft mijn hart gelijmd, mijn woorden hebben weer
gerijmd:
Ik hou van jou,
daarom sta ik hier in kou.
Veeg je tranen weg,
ik hoef geen uitleg.
Sluit me in jouw armen,
zodat we elkaar kunnen warmen.