Ik en juffrouw Adelheid
Ik had ooit een spannend samenzijn met een juffrouw Adelheid en een everzwijn.
Wij praten eerst wat ingetogen, bedaard met simpele dialogen.
De juffrouw was ’t meeste aan de praat, zij zei ‘Ik ben reeds te veel bedrogen’
Ze preekte als het ooit zou kunnen, er geen mannen mochten zijn.
Niet waar, zei de beer, het mannetjes everzwijn, ik was mijn zeugje altijd trouw
Ik heb haar nooit of nooit belogen en haar zeker niet bedrogen, kijk ik zweer
Ik ben een zwijn en ook een heer een monogame beer.
En wat jou scheelt juffrouw, jij bent een flop, een koele kikker van een vrouw.
De beer had de kennis had hij helemaal gelijk? Want juf was te mat.
Ik wou bemiddelen maar wist niet hoe, juffrouw Adelheid te radicaal en ‘t zwijn te scherp
Ik dacht ik overwoog een poos en kijk wat rond voor ik mij in die discutie werp.
En ginds stond een mooi jong paar en innig kusten zij elkaar, had daaraan de man ontbroken waren hun kussen nooit zo eerlijk liefdevol en nat
De juffrouw keek mij vorsend aan zij had de boodschap goed begrepen
En zonder wij het zelve wisten, zijn wij naar mekaar toe gegaan
De beer was slim en lachte fijntjes, want ook hij had het wel verstaan
Ik sloeg mijn handen om het leest ‘k ben nooit zo wild gekust geweest en om haar niet meer te vergeten heeft Adelheid stevig in mijn bibs geknepen.