Ik zou mijn woorden op de wind willen leggen,
ergens op de eerste herfstbladen hier niet veraf.
Ze zo ver laten drijven kilometers ver,
zwevend over duizend bomen recht naar jou.
Ik zou ze je zoveel laten vertellen,
over gewone dingen van deze dagen.
Dingen die ik straks misschien al vergeten ben,
maar nu toch zo belangrijk lijken.
Vertel dan ‘ns kleine van mij,
maar stilletjes zodat je ’t zelf bijna niet kan horen,
dwalen jouw gedachten ook eens over bomen,
zweef jij ook soms met de wind terug naar hier?
Als ik staar naar de plaats waar wij ooit lagen,
lijk je van ver opeens toch heel dichtbij.
Als ik je naam meegeef aan een blad in de wind,
voel ik de hand weer van die kleine meid van mij.
De herfst is begonnen, overal.