Ze is mooi, zeg ik, die het kan weten.
Omdat ik zielsveel, niet te stoppen, hou
van haar vermogen om met haar hart te meten,
waarom en hoeveel ze mij vertrouwt.
Maar soms is ze bang,
is ze bang om terug te glijden,
in het gat waarin ze al gezeten heeft.
Waarin ze veel te lang heeft vergeten,
waarom ze zo graag leeft.
Vergeet niet, ik wil graag voor je zorgen,
zorgen dat die grote angst verdwijnt.
Ik tover een maan en in de vroege morgen,
zorg ik dat de zon heel warm op je schijnt.
Dus wees niet bang,
bang om weer te vallen,
in een tijd die je nog van vroeger kent.
Laat mij maar zolang,
want ik wil en kan en zal zorgen,
dat je niet meer voorbij jezelf rent.
Want ik hou van jou, zeg ik, die ‘t niet kan laten,
zielsblij te zijn omdat je van me houdt.
Die je glimlach ziet als we zomaar praten,
weet dat ‘t goed is, dat je mij vertrouwt.