Beelden uit mijn jeugd
Wat waren de winters koud
mijn moeder had een hart van goud
zij had negen kinderen gebaard
zij was net en niet ontaard.
Met grote kloven in haar handen
moest zij houtjes hakken in de kou
om het vuur te laten branden
De grote was ging met borstel en plank,
Zware teilen tillen op het gas,
dat was gewoon en geen dank
Het spoelen van de was
ging met steenkoud water
de was buiten hangen in de vorst uren later.
Verwarming was er in één kamer
alles was toen mondjesmaat
van snoep en chocolaad´
daar kon je misschien van dromen.
Lopers en kleden werden geklopt na tienen
de politie kwam zich anders aandienen
Er waren regels en wetten
en ieder mens kon zich daar makkelijk
in vinden en naar zetten..
Mijn moeder,
een goede moeder en sterke vrouw
waar ieder kind van haar
van hield en nog van houdt.