Soms zie je iets, maar heb je niet echt gekeken,
Zo mysterieus en toch zo’n helder licht,
Van zoveel geopend, slaan je ogen dicht,
Komt tot jezelf, die verschijning zal verbleken.
Die warme manen geven rode gloed aan je wangen,
Het tekent die glimlach als blijk van verlangen,
Aanstekelijk is zo helder die werkelijkheid,
Steken van verblinding, want het is er altijd.
Krullen van warmte stromen door de lucht,
Omgewikkeld in mijn hoofd, slaak ik een zucht,
Soms in sterke aanwezigheid tot het dalen,
Altijd met helderheid door blikken of stralen.
Geen wolken van tijd kunnen dit licht stelen,
Want je dringt door mijn persoonlijkheid te strelen,
Ik kijk er naar op, maar zij kijkt niet neer,
Ze staat er voor je, zonder wijken of gekeer,
Met armen die uitstrekken voor een warme omhelzing,
Met de wind een warme stem geblazen aan de kust,
Tot in het land die doordringende ogen mijn blik opving,
Zonder verlies van warmte, want er is voeding van lust.
Want compassie en verblijding kaatst terug in een rechte lijn,
Tot in haar vurige hart geopend van een laatste zonneschijn…
Geïnspireerd door Sanne D.