Onze stemmingen als donderslagen,
gevangen in het donker,
maar bevlogen door het licht,
trommel jij alle scheuren op,
van ons 'eeuwige' bestaan,
de ramen beslaan wanneer,
je de ijskoningin uit aan het hangen bent,
ik had je bij het behangen,
toch meer moeten betrekken,
je mooie mond vloekt
Nu je de deur dicht hebt gesmeten,
het doek voor mijn voeten valt,
besef ik dat jij de steunpaal bent,
die mijn fundament liet staan,
waad me in mijn eigen ruïne