Als sneeuw dwarrelen jouw vlokken
binnen in mijn bestaan,
één voor één, zachtjes aan
stapelen ze zich op tot een witte vallei
en zachtjes glijdt met hen de tijd voorbij.
Hun stilte verbreekt de lege woorden
van anderen die mijn oren hoorden.
Jouw roze lucht kleeft aan mijn wangen
als was ik met een nieuwe huid behangen.
Je grijze wolken bedroeven mij niet,
het is juist van hun serene aanblik
dat ik zo geniet.
Mijn mond, mijn handen zijn bevroren,
maar ook zonder hen kan ik jou bekoren.
Je enkel te aanschouwen,
daar kan ik mijn liefde op bouwen.
Je stilzwijgende zinnen,
met woorden die ik begrijp
en niet hoef te verzinnen.