O, vijand – gij werd geacht mijner vriend te zijn
gij liet mij spreken den waarheid en ick zag
dat het geschenk reeds varend op het water lag
een gebaar van u – al was het nog zo klein
Mijn verrader – gij was het op wie ick bouwde
het kruis tot den hemel en het schip in den nacht
het vurend verlangen verbrandde en ‘k dacht
neen, ‘k wist dat ik ’t einde der tijden vertrouwde
Doch – zou ick het niet verder kunnen schrijven
den geheven handen met den talloos omringende kralen
uwer zwaarden noch fakkels mogen ons verdrijven
En och, mijner vrouwe – ick zie mijn geliefde land vergaan
‘k zie den verloren soldaten hier nog vergeten dwalen
enkel den boodschap weet dat er ‘n nieuwe heer zal staan