Het gleed tussen de lepe lettergrepen
doordat het zoekend
zweefde op de punt van onze tong
omdat het binnen in ons klokhuis er van zong
en musiceerde, ongezegd begrepen.
Zodat het, door het ego weg te strepen,
zo nieuw kon worden als in dronken droom,
zo fris, zo jong.
En blinkend, stralend,
schitterend ons zijn doordrong als diamant,
gevonden en zorgvuldig gaaf geslepen.
En,
door de tovertaal der ogen aangevuld,
diep in ons diepste wezen ingezonken,
is de gemeenschap waarlijk toen gevonden.
Wij zijn van onze werelden totaal vervuld
en van elkanders leven drinkend, dronken.
En voor het leven
aan elkaar verbonden.