Jij
Ik zag je;
jij mij niet.
Je keek door me heen,
alsof ik niet bestond.
Verdrietig, omdat zij je niet meer wou.
Troostend, heb ik mijn best gedaan,
om je te leren kennen.
en met succes.
Want jij,
de jongen die mij niet zag staan,
had zich aan zijn gevoelens overgegeven,
door de liefde die hij kreeg.
Van mij.