Het was druk toen allen weer verschenen.
Geen enkel graf nog toegedekt.
Het was een drummen en gelukkig wenen,
toen men zijn geliefden had ontdekt.
Honderduit werd er gesproken en verteld.
Hoe alles zo kon veranderen.
De eerst geganen stonden versteld,
en zeiden het tegen de anderen.
De bazuinen speelden een vreugdelied.
De gelukkigen dansten op de melodie.
Voorbij nu voorgoed scheen hun verdriet.
Geen pijn meer aan gewrichten van de knie.
Sommigen echter bleven zoeken
In de massa mensen daar.
Men hoorde schreeuwen en roepen.
Namen duidelijk en klaar.
Maar het kaf was reeds gescheiden.
En het koren bleef gezond.
Nu hielpen bidden ,noch schreien,
het kaf bleef in de grond.
Even maar zo schijnt, was er droefheid
Dat de partner die men zocht,
het niet haalde voor de eeuwigheid
en dus niet mee met de meute mocht.
En toch als ik dan verder vliegen moet,
zonder die ik ooit heb liefgehad,
is het beloofde maar half zo goed
en blijf ik nog met twijfels zat.