De zwerver hurkt zachtjes
in zielsgepeins verloren op
het einde van de dag neer.
En ontwaarde de rijkdom van
zijn eenvoudige leven.
sĀ“morgens een gouden
waterval van zonnestralen.
De koele dauw nog over het
land, terwijl de dauwdruppels
het jonge gras voedt.
Een verloren vlinder, zwevend
met de wind mee.
Een jong kind in het dorp die
hem in het voorbij gaan
spontaan groet.
En daarbij in de ogen van zijn
moeder de zachtheid en liefde
vond.
En nu bij het zilveren maanlicht.
De rust en rijkdom van zijn
zwerversleven weer even hervond