Geen kou
Ik word wakker
En proef de kille winterlucht
Die door m’n raam waait
Ik sluit het raam,
Sluit de kou buiten,
Wil nog even warm blijven
Ik kijk door het venster
Naar de neerdwarrelende sneeuwvlokken
En besef,
Dat ik blij ben,
Dat ik binnen zit,
Warm en veilig
Ik stap de kou in,
Ril, ondanks,
Dat ik goed ingepakt ben
Sneeuwvlokken
plakken in mijn haar
en smelten langzaam
Ik pak mijn fiets
En trap zo hard
Mogelijk door,
De sneeuw woest om me heen waaiend
In de verte zie ik haar
Bedekt met een klein beetje sneeuw
Lopend met de hond,
Ze heeft ’t vast koud
Samen lopen we,
Met de hond,
En plotseling,
Heeft geen van ons,
Het nog koud