Er loopt een meisje over straat
het is koud, haar hart is bevroren.
In een etalage ruit kijkt ze naar
haar trieste gezicht.
Aan het eind van de straat
ziet ze een lichtbol vol kleur.
Er hangt een waas van grijs
om haar heen.
Sneller gaan haar voetstappen
Om zo snel mogelijk bij het
eind van haar levenslange
wandeling aan te komen.
Bij elke stap die ze zet
verdwijnd er een stukje van de kleur.
De weg er naar toe word steeds langer
bloed stroomd krachtig door haar aderen heen.
De mooie kleuren verdwijnen langzaam
plots voeld ze een steek in haar hart.
Ze weet dat haar wandeling oneindig zal duren
en dat ze de weg naar geluk nooit zal vinden.