tussen de lavendelvelden
staan de vruchtenverkopers
manden abrikozen perziken en kersen
boven de stralend-hete zon
en als je uitstapt
dat vleugje wind
het meisje dat je bestelt
spreekt voor een française vloeiend nederlands
en ze stopt je ongevraagd
een literfles koude landwijn in je hand
nu pas zie hoe mooi ze is
met frisse amandelogen
een zachte lach rond forse lippen
overal waar je rondom kijkt
zie je niks dan puperen lavendel
en de geur is zo overrompelend
dat je even moet gaan zitten
op een bankje dat daar als geroepen staat
zij bet intussen je zweet
want je zweet als een otter
en begint zachtjes een lied te neuriën
je bent ontroerd en van ontroering
ga je nu ook huilen lange hete tranen
zij vangt ze op in een teiltje
en je ziet als ze zich buigt haar strakke borstjes
in haar losse witte hemdje hangen
en van de weeromstuit
krijg je dorst felle brandende dorst
en ja ze biedt haar borstjes aan
en je mag drinken drinken drinken
van de heerlijke nectar
die naar abrikozen en lavendel
smaakt
je weet nu zeker dat je nooit meer
zal thuis komen nooit meer gedichten
zal schrijven nooit meer zal klagen
over het leven
je weet ineens zeker dat je
alleen maar hebt bestaan
voor dit ene moment
je gehele leven kent hier
zijn orgelpunt
zijn ontknoping
en dan achter je hoor je ineens
brandend zand
zingen
aan een verloren strand
een bus landgenoten
met de vensters open
zit je te bekijken
met tweehonderd ogen
op doorreis naar Lloret de Mar
roepen er een paar
je kan niet meer bewegen
doet nog teken dat ze moeten weggaan
maar je bent voorgoed dood
en je weet het
je ziet nog hoe er een paar
met Ajax-badhanddoeken zwaaien
en dan is't gedaan