In een klein dorp naast een grote rivier
Klinken droevige klanken, ze waaien naar hier
Ik vang ze op, en word meegezogen
In een draaikolk van emoties, wat mijn gevoelens verhogen.
Daar, op de begraafplaats neemt een kleine jongen
Afscheid van zijn Moeke. De droevige klanken worden gezongen
Het jongetje begrijpt niet
Waarom zijn Moeke in de kist ligt, en hij haar niet ziet.
‘Ik wil Moeke knuffelen.’ Schreid hij zacht
Hij houd het beeld vast, dat zijn Moeke naar hem lacht
Moeke, o Moeke, kom nu terug, ik heb je nodig
Maar zijn smeekbeden zijn overbodig.
Moeke kwam niet terug, en het behuilde gezichtje
Werd op zijn Va gericht
‘Va, waar is Moeke nu?’ Ik wil ze terug
Maar Va schud zijn hoofd, en zucht.
Dan gaat de houten kist met Moeke daarin
Zomaar de zwarte aarden in
‘Moeke, o Moeke’ Protesteerde de jongen zacht
Maar zijn Moeke verdwijnt in een gat, zo zwart als de nacht.
Va pakt de kleine jongen bij de hand
Twee getergde blikken als gebroken korrels zand
Voor de laatste keer ziet de jongen de kist
O Moeke, had ik mij maar vergist!
2 Witte rozen krijgt de jongen in handen gedrukt
O wat had hij graag de blaadjes eraf gerukt!
Moeke, zijn Moeke is dood
Droevige tranen blinken in zijn ogen, maar hij houd zich groot.
De laatste blik in het zwarte gat, waarin de kist
Een schorre angstkreet. “Moeke, ik heb je nu al zo gemist!”
Ik wil je ziet lachen, O Moeke
Ik wil je terug, O Moeke.
2 Gebroken harten verlaten het kerkpad
Een volwassen man, die zijn lieve vrouw verloren had
En de kleine jongen van 5 jaar
O, het valt hem zo zwaar!
Nooit meer bij Moeke op schoot
Nooit meer met Moeke zingen als zij een melodie floot
Nooit meer getroost worden door Moeke
Zelfs nooit meer samen kastanjes zoeken.
Kraken valt het hek dicht
Alsof het bijna zwicht
Onder het dodelijke gewicht.
Die avond in zijn kleine ledikant
Schreid de jongen zacht. Zijn hart staat in brand
Moeke, u bent vergeten een nachtzoen te geven
Moeke, o Moeke waar bent u gebleven?
Marlieke