ik zit in een gevangenis
van bitterheid
boordevol onzekerheid.
Ik ben alleen
de muren om mij heen
zijn glibberig van wrok
mijn hart is koud
als een granietblok.
De vloer onder mijn voeten
is vies van onvermoedde
en modderige woede.
De stank van eerzucht
vult de lucht.
De stank van verraad
doen mijn ogen prikken
ik kan me hierin niet beschikken.
Wie red mij hieruit?
wie opent de deur
in de sleur
waarin in gevangen zit?
Ik zie geen uitweg
omdat ik mezelf dat ontzeg.
De kleine uitgang daarboven
baart me kopzorgen
want het wordt verborgen
door een wolk
van zelfmedelijden
waardoor ik mezelf niet kan bevrijden