Los van je bui, altijd in blitse trui, sta je bij de hanglui, tot o zo laat
In hun kliek sta je dichtbij je piek, ver van het beschaafde publiek
De taal van de straat drilt je ruggegraat en dempt je haat, want ze staan als een kordon altijd voor je paraat
Je grove, geinige geest laat je waaien, maar naar je kwetsbare gevoelens mag niemand raden, dien je van repliek
Ieder mens kent niet alleen boosheid en blijdschap, maar ook angst en verdriet, maar jij vindt dat net een vergiet
Jouw geheime traan ziet niemand staan, gelijk weggespoeld door de goot, wees niet idioot en geef soms je ziel bloot
Oudzeer uit jouw jeugd valt in het niet bij jouw onontdekte levenslied, want je fluitte zo mooi toen je haar verliet
Met het raken van jouw gevoelige snaar ben je niet raar, behoor je niet meer tot de middenmoot en word je echt groot
Moeilijk is wel de balans tussen verstand en gevoel, op het werk bereik je koel en soms met een grote smoel je doel
In je ouderlijk gezin ben je hard toe aan een nieuw begin, want je gevoel is altijd maar een stoere, bange, vlugge spin
In de kliniek zal je coma van de ziel worden ontwaakt, het web van je gehersenspoelde kronkels halen ze uit je warboel
Schrik daarna niet van de pijn, want je geest komt langzaam zo in het rein, je leven wordt zo fijn zonder onecht venijn, dus kruip er langzaam in