Ontroerd sta ik machteloos.
Het zit me dwars,
dat je niets te doen hebt.
Voel me rot om jou zo te zien.
Jouw stropdas zat scheef vandaag.
Ik denk, dat je hebt gewoeld vannacht.
Stil zaten we tegenover elkaar.
Ik kon niets zeggen.
Mag het niet uitleggen.
Weemoedig keek je naar de grond.
Stilte. Keek op. Stilte.
Er was alleen stilte.