Weer zijt gij op de grond.
Gevangen door ketens,
Emoties verwond,
Kijkt gij hoog naar het probleem.
Geschreeuw en gehuil op de achtergrond,
Van het waardeloze niks doen.
Maar zoals het monster verscheen,
Zal het niet zomaar gaan.
Met zwaard op afstand,
En een voet op uw hand,
Vergaat gij van de pijn,
Van het waardeloze niks doen.
Dus hierbij gooit gij alles aan de kant,
Pak gij een kans dan liever de tijd verdoen,
Dan met uw hoofd in het zand.
Dus gij pakt uw zwaard,
Ketend gevecht met onbekende krachten.
Kracht krijgt gij van binnen.
Hoop en kracht breken het wachten
En maakt het makkelijk winnen.
Maar de koning staat paraat.
Met zijn nobele paard en zwaard van vernietiging,
Met de gedachte dat gij deze plek verlaat,
Vecht gij tot het uiterste.
Roder wordt zijn rood gewaad.
Zwetend en moe hinkelt gij uit het kasteel,
Veilig en wel buiten de muren verzwakt uw knieën.
Er gebeurde zo veel,
Maar gij overleefd…
Gij overwint,
Want gij leeft…
Want gij zijt mij,
{Met het zwaard in mij hand.}