In onze handen een mes
In de kamer een spanning om te snijden
Eindeloze appelschillen aangetrokken door de zwaartekracht
De zon schijnt stralend door jouw gewassen maar nog immer vuile ruiten
Ik wens ons de nacht
Een nacht met net genoeg duister om jouw contouren nog te onderscheiden
Donker genoeg om ons te borgen
Langzaam laat ik mijn handen over jouw gladde huid glijden
Een moment in tijd dat er niets anders meer is dan jij
Alleen jij en ik, zonder zorgen
Gouden kaarsen flakkeren naast het matras op de grond
Duizend geuren nemen me mee op een reis
Indringende kleuren van mooie doeken aan het plafond
Dit nu dat eeuwig vastgehouden zou willen worden maar evengoed uit vloeibare vluchtigheid bestaat
We pakken het stevig vast en omarmen het, hebben het lief
Voordat het in tijd opgaat