Rijp.
Dichte mist
stevige koude
ieder sprietje , bomentakje , struik
kristaliseert in
deze vorstkou
etaleert zich met witte pruik.
De bosrand in
de zonnestralen
is zo een luister voor het oog
het duinlandschap
poeder gesuikerd
door witte reus, die overvloog.
Elk blad dat
nog niet afgevallen
de bomen siert, hangt witgerand
te pronken als
een hemels sieraad
als ludieke winter afgezant.
Een heggemus
pikt wat kristallen
voor ‘t lessen van zijn dorst
Ik zie de rijp-
kristallen dwarr’len
uit d’overvloed , waarvan hij morst.
Dit sprookjesland
toont haar bekoring
van korte duur, doch wonder mooi
even genietend
van dit kunstwerk
van onvolprezen Goddelijke tooi.
th