Onder mij het bonken van
de golven, die met ontzagwekkende
kracht de eeuwige rotsen
proberen te ondermijnen
Boven mij het eindeloze grijs
kolkend en draaiend,
stampend en briesend zoekt
het zijn weg
Langs mij het gehuiver
een stroom van gefluit en
gehuil, elk roekeloze leven
onheroepelijk de zee inblazend
In mij de pijn,
het verdriet om een
hevige liefdesvlam,
voor altijd gedoofd, maar nooit
verdwenen