Erwas eens een prinsesje,
Zo eenzaam en alleen.
Een beetje verder woonde een tovenaar zo gemeen.
Nu wandelde dat prinsesje op een dag door het bos,
Was die tovenaar daar bezig met het plukken van tovermos.
Toen vroeg dat lief prinsesje aan die tovenaar zo gemeen:
Meneertje, bent u ook altijd zo alleen?
Ja lief meisje zei de tovenaar gemeen,
En dat terwijl hij bezig was met het bedenken van een duivels plan,
Hij dacht"Ik kan haar wel de man."
Hij lokte het meisje mee naar zijn hut.
Voor die hut lag een diepe put.
De put was bedekt met bladeren,
En ons prinsesje zag dat niet!
EN terwijl de tovenaar het ziet,
Valt ze ertin.
De gemene tovenaar haalde haar eruit
En speelde op een toverfluit.
Die bezat magishe krachten,
Daardoor kwam het prinsesje vast te zitten in een hoge toren.
Daar zal ze iedere dag naar haar vrijheid smachten!
Tot op die ene dag in het koren,
Prinsje Moed, die kwam naar voren.
Het prinsesje zag het en zei:
O, prins, lieve prins! Help me toch!
"Ik zou wel willen, maar vdan nog!"
"Hoe kom ik oot boven?"
"Klim op mijn vlecht!"
En ze gooide haar lange haar uit het raam.
Maar voor je klimt, zeg eerst je naam!
"Mijn naama is prinsje Moed!
En met dat klimmen ben ik ook wel even zoet!"
Boven gekomen kek hij rond.
Hij zei: "ik zal je helpen, maar dan wil ik wel een hond."
"Een hond?" vroeg ze zo verbaasd als ze daar stond.
"Oke.Maar help me eerst."
Prinsje Moed knoopte haar lakens aan elkaar en gooide ze uit het raam en zei:
"Kom nou maar!
Ik zal je vangen!"
Daar was ze dan aan het hangen,
Toen de gemene tovenaar eraankwam!
Prinsje Moed en de tovenaar vochten zij aan zij.
Zij liet zich glijden, naar beneden,
stilletjes, nog denkend aan het verleden.
Zo kwam ze op het idée,
En nam de toverfluit uit z'n zak.
Ze voeld zich niet op haar gemak,
Maar begon te spelen.
Even later zat hij gevangen in zijn eigen toren!
Hij moet het nu maar met zijn vrijheid bekopen!
Prinsje Moed die kreeg zijn hond,
En het prinsesje haar vrijhid,
En toen volgde ze haar eigen pad dat naar de toekomst leid.