Het is volle maan, buiten blies een schrale wind.
Eindelijk, de nacht van zes december begint.
Vlug slapen, wachtend op wat gebeuren zal.
Gerommel en gestommel op het dak.
Kijk daar! Gezeten op een schimmelpaard,
een oude man met een sneeuwwitte baard.
Geholpen door grote mannen in het zwart,
die achter hun slepen een grote zak.
De man met de rode schoudermantel aan,
las met luide stem, uit zijn dik boek een kindernaam.
De grote zwarte knecht griste in de zak die hij droeg
en nam het pakje waar de man met rode mijter om vroeg.
Zachtjes werd de knecht met het pakje in de schoorsteen geschoven,
om even later, met raap en wortel voor het paard,
zo zwart als roet van de schouw, terug naar boven te komen.
Morgen vroeg, zal een ongeduldig hart,
zijn ogen van verbazing niet kunnen geloven,
bij het zien van al dat moois en lekkers aan de haard.
Heel de nacht gingen ze gestadig door.
Moe maar voldaan reed de man naar zijn schip terug,
lichte het anker en vaarde terug naar zijn Spaanse burcht.
Die morgen riepen gelukkige kinderen,
bij het vinden van de pakjes in hun laars,
"Hij is gekomen! Leve zwarte piet! Leve Sint Niklaas!"
" zes december "