Ik loop door de stad en plots sta ik in een woestijn
Waarom gebeurd dit mij, waarom moet ik hier zijn?
De regen veranderd stormachtig in de dauw
Want tegenover mij staat zij;
die prachtige Turkse vrouw
Ik wil haar veroveren zoals Piet Heyn en zijn zilvervloot
Ik lach naar haar, ook zij lacht haar tanden bloot.
Ik wil naar haar toe, bij haar zijn, aan haar ruiken, van haar houden,
ik word bijna para!
Maar ineens is zij verdwenen...
het bleek een fatima morgana.