De nachten.
De nacht grijpt me wel, zo,
nadat de laatste nachtwinkel
voor mijn ogen sloot, de automaat
mij dan maar ontbood voor ietwat
te drinken. Mettalisch bier,
’t kan de sfeer niet drukken, hier,
in de stad van vergetelheid,
die de strijd met elke engel aanbindt,
me verslindt met haar en verleden,
zowaar. Ik neem vrede met mij,
ik neem oorlog met jou, ik hou
je aan je afstand en verbrand
de wegen, verlegen en beschaamd,
zoals ’t de eenzame betaamt.
Ik neem vrede met jou,
en de heilige oorlog van ’t lief.