Geen God onderbreekt z’n schepping voor wat ik voel,
aanhoort het smekend opstijgen van m’n liefdesrook,
kan zich in m’n wegkwijnende huid verplaatsen.
Geen engel zo overzichtelijk hoog in het oneindig blauwe,
in staat om de diepste verlangens van het nietige stipje beneden,
te bezingen, te beschrijven, laat staan strelend te toetsen.
Geen gestorvene, gelukzalig in het hemelse anti-zorgen,
kan z’n hart terug krachtig doen ontvlammen,
om eventjes van de verwarmende gloed in m’n binnenste te proeven.
Als de Goden, de engelen en zij die ons dierbaar waren,
geen raad weten met m’n zo verliefde ik,
welke sterveling op aarde zou deze dan durven betwijfelen?
Ik zeker niet, daarvoor zie ik je te graag!