Ik kan geen vlucht geeuwen
verbergen in dit levenloze gelal.
Deze ruimte herbergt geen zin,
ontregelt elk normaal vermogen.
Ik slik zoete dromen in, verduister
bittere woorden tot drinkbaar hallucinogeen.
Het geestig zwerven bedwelmt de ronde tijd,
verzwaard het oog, gebiedt tot ontsnappen.
Een groot gefladder is opgestegen;
verlaat de spelonken van beton en valt
ten prooi aan melkweg en zon.