De eenhoorn kijkt,
treurend in de lucht,
terwijl ze bezwijkt,
in een diepe zucht.
Ze voelt zich alleen,
helemaal verlaten,
niemand om haar heen,
niemand om mee te praten.
Wat een pech,
ze gaat naar een onbekend oord.
Ze vliegt nu weg,
omdat ze hier niet thuis hoort.
Ze is pas weg en mist het al,
de groene weiden,
het prachtige dal.
Ze is aan het lijden.
Met een traan in haar oog,
terwijl ze nogmaals omkijkt.
Haar hoorn priemt in het hoog,
terwijl ze voor de laatste maal bezwijkt.