Riederalp
Zomerregen doet het niet
en ik ga verder lopen.
Armen zouden beter slaan
en in de huisjes schuilen.
Verregaan en witte
in de sporen van de jeti,
want ik heb en overwin
de zin om neer te liggen.
Er zijn wegen en waarden
die verdomd niet makkelijk.
En ik zal ze bewandelen
en als het moet zal ik schransen,
want waar ik nu ben
heb je achter je een lange weg.
En die is rijn.
Mijn.
En ik heb hem gelopen.
Wist ik veel, van de koude
en alvorens naar de bakker
om een brood en twee cadeautjes
voor de middag,
dat m'n neus niet wit,
maar roder
en m'n zin al heel wat meer.
Om nog een keer.
Dat m'n handen en m'n tanden
klapperen en wapperen m'n haar
en dat ik niet zou
uitgeken zijn op het dorp.
Dat ik nu plots iets anders zag.
Misschien, het bos,
dat zie ik wel nog in de avond,
in het zwart en groen,
of ik het wel nog doe
om te gaan lopen, zweten
en verkouden worden.