Vissen staren
Schrijverszucht.
Ik vlucht
uit de kamer waar
m'n broer weer naar
de vissen zit te staren.
Die missen de gebaren
die hij niet wil,
(niet kan).
Die praten niet,
zo heeft hij het het liefst.
Probeer ik ook,
te stoppen,
kan niet zonder,
want negeren vind ik erger.
Hij hoort me echt niet meer.
Kwetst me,
keer op keer.
Ik stop met stil te staan
en veeg er in m'n hoofd
het meeste van de baan.
Haat en liefde.
Poëzie,
die hij niet ziet
en zich verloren laat verglijden.
Om alles te vermijden,
denk ik in mezelf.
Ik mompel, zeg iets,
toch niet,
wilde niet.
Maakt niet uit,
hij heeft toch niks gehoord.