Ik lig in een diep gat omringd door de scherven van mijn stukgeslagen dromen.
Jij kijkt me doordringend aan vanuit de hoogte terwijl ik met mijn vingers door het vuil graai in een poging om terug omhoog te komen.
Maar je blijft nog steeds roerloos staan als de wind het zand naar binnen waait die mijn ogen vullen en mijn mond smoren.
Ik strek mijn hand naar je uit maar ik geef het op, het licht dooft langzaam uit en ik weet dat ik ben verloren.
Een laatste zucht ontsnapt aan mijn opeengeklemde lippen en ik ben alleen in het duister en het word koud.
Mijn lichaam verstart als weerwoord op mijn verloren hoop, maar hoe kan het leven mij nog bekoren als jij niet meer van me houd.