Verbitterd door de vreselijke dag,
arriveer ik thuis.
Peinzend over de zoektocht naar mijn persoonlijkheid
denkend over wat ik Hen aandoe,
mijn vriendinnen, goed geraden.
De lettercombinaties die als vlinders uit mijn mond fladderden...
en neerdwarrelden, bevrozen, door een gevoel van Spijt.
Honderden gedachten racen als gekken door mijn hoofd.
Uiteindelijk wint deze gedachte de race ;
de woorden ‘roddel, roddel, roddel’ die ooit,maar niet lang geleden uit mijn mond fladderden..
Zure tranen, druppelen langs mijn wangen
Bittere tranen, glijden langs mijn gelaat
Spijthebbende tranen, vallen in een plasje op de grond
De tranen getuigen dat dit gedicht recht uit mijn hart is geschreven.
En ik weet dat mijn zielsverwanten, Liv en Lana, me zullen begrijpen en aanvaarden zoals ik ben.