Zucht naar vergetelheid
Een cognacje op tafel
Gezet, het glas tot
Zijn voegen gevuld met ijs
Uitgerekt zit de man
In zijn stoel, zijn arm
Vallend langs de leuning
Zijn ogen zijn rood
En betraand, maar een veeg
En de tranen zijn weg
Ondertussen klemt hij
Met ongekende voldaanheid
De fles tussen zijn lippen
Allemaal om zijn zucht
Naar vergetelheid
Te vervullen