ik ben aan het verdrinken,
in geluidloze tranen die over mijn wangen stromen.
er is geen vast land waar ik heen kan,
ik zie wel iets in de verte, maar dat is onberijkbaar.
ik weet niet meer wat te doen,
niet wat te zeggen.
al die dingen die ik moet doen,
ik weet het, ik weet alleen niet hoe.
en dan die hoofdpijn doe zeurt,
je kan het toxh niet,
en dan wacht tot mieke zich naar bed sleurt.
ik ben duf,
kijk niet goed wat ik doe.
ik wil naar mijn bedje toe.
en er dan diet meer uitkomen,
het perfecte leven dromen.