De bomen zwaaien de winter uit,
buigzaam zwiepen de bevrijde takken
op een zaligheid zaaiende zeewind.
Pulkend is het plezier van bottende twijgen
die zweren en puisten van het groene pus,
uitgeknepen door een kloppend kussen
van gonzende stromen lentewarmte.
De blauwe baarmoeder van spruitend leven
ontvangt in volle glorie de spuitende zon,
stralen gutsen glansrijk haar sprankelend palet.
Als omgekeerde longen asemen wortels
de laatste opgekropte kou uit de grond.
Sloten slikken het voedzaam slijkwater
dat uit kwellen kwijlt in het weidse land.
Auteur: Anton van Amerongen | ||
Gecontroleerd door: michris | ||
Gepubliceerd op: 19 maart 2004 | ||
Thema's: |