Een sneeuwwit velletje papier
dat van tafel was gewaaid
ging ’s nachts een keertje aan de zwier
met een stompje potlood dat
op de grond gevallen was.
Ze dansten samen heen en weer
en zweefden over het tapijt
en ’t potloodje schreef elke keer
als hij het papiertje raakte
weer een nieuwe letter neer.
Toen de haan de morgen kraaide
was het potlood wat gesleten
maar het papiertje zei voldaan
” ’t wit is weg van mijn gelaat
nu er een gedicht op staat.”