Die steken.
Telkens zijn ze er weer.
Die beelden flitsen steeds weer door m’n hoofd.
Kwetsende, stekende beelden.
Steeds weer, steeds opnieuw.
Ik voel zijn handen op m’n schouder.
Zijn adem in m’n nek.
Rillingen op mijn rug.
Haat. Alleen maar haat voor hem.
Niet meer denken aan het verleden.
Er niet aan willen denken.
Alleen maar haat. Haat voor hem.
Voor wat hij me aandeed en zovele anderen.