Soms vraag ik me af,
Wat is nu een droom?
Is het een straf,
Of een gedachte aan je oom?
Maar toch is een droom zo fijn,
Je hoeft er niet te denken aan je lijn.
Maar ze kunnen niet blijven duren,
Je kan zo ook niet besturen.
Soms wou je dat een droom waar was,
Zoals een boek dat ik ooit las.
Omdat je verlangt naar wat je droomt,
Omdat dat soms de moeite loont.
Maar als ik ’s morgens ontwaak,
Weet ik: dit zal nooit gebeuren.
Dan geeft je vriend een kus op je kaak,
Zo helpt hij je op te beuren!