De dag voorbij
De dag loopt ten einde, De nacht verschijnt
De duisternis omhult alles
Fantastische Wezens en dieren verschijnen
Wanneer de volle zilveren Maan verschijnt
Wat in het zonlicht op een dode boom lijkt
Lijkt in het donker op een Draak
Door de dauw kun je een Eenhoorn zien
Een Trol houdt aan de bosrand de wacht
Een Eik buigt zich voorover,
Om een Elf te zegenen
die in een dans voorover zweven
Het licht der Wezens die zich hier begeven
Dit wonder zagen maar weinig mensen
De zwarte kat sloop door het gras
De overgang naar gene zijde
Haar ogen glinsteren als glas
Zij weet van Mythen en werkelijkheid
In de vallende nevel in een diep meer
aan de oever waar de padden hun nachtlied zingen
Treedt langzaam maar wonderschoon
Een donkere Fee
Een draak houdt bij haar de wacht
Je hebt aanbeden het opkomen van de maan
badend in zilveren licht
En in de wereld van mensen
Wordt de spiegel een poort
Als Ze het oeroude Machtswoord spreekt
Een vrouw staat voor de poort
en schrijdt waardig binnen
Dan staat ze in de nevel aan het meer
Het water glanst donker
Ze ziet zichzelf in het water
Dan omarmt ze vol vreugde de Fee
In het schemerlicht van de appelbomen
Vallen geruisloos de bloesems zacht als sneeuw
Tot de eerste volle Maan zal de draak dromen
De vrouw kust de Fee tot afscheid
Een gefluisterd woord
Een tedere handdruk
Dan gaat ze de oever van het meer verlaten
De vrouw gaat terug door de poort
Om het beleven in woorden te vatten
Een rode schittering verschijnt aan de horizon
De Zonnegod is ontwaakt
De Eenhoorn en de Trol zijn verdwenen
De Draak wordt weer een boomstam
De Mannestralen worden weer gebonden
De vrouw is thuis,
Ze gaat voor de spiegel staan en glimlacht
En om de spiegel heeft de Fee
Gele rozen gewonden