Neusjes rood, de dames nippen deftig
Het geschonken glaasje droog.
De cello springt van snaar naar snaar
De ironische ondertoon
Van ’n ongemeende dag
Gul maar nimmer grim, noch dankbaar bovendien
‘t drieste drankgebaar
van een laatste schelle lach
De dames drinken onverhinderd door,
De piano streelt haar laatste string
De muzikanten pleiten monotoon
Geen avond meer te zijn
Maar de dronken dames drinken dapper door
Totdat de laatste ronde
Haar ronde dorstig doet
De dames doen hun laatste dans,
Te kleine muiltjes maken nette passen
De rode kringen op hoge hakken
Maar de blaren door drank verdoofd
En de schaamte in het glas verdroogd
De lach nog even onvervalst
Ongemeend, naar elkaar
De dronken dames dansen vrolijk door
f.