Styx,
Koperen stuivers plaveien de straat
De carillon slaat woest haar ijzeren schulp
Een extra groef toe, tot onder haar - het graf
Een ongemeende ode aan de zwarte tulp
Dat beneden haar rust
Lege schoenen zwerven op straat en stoep
Mijn pas versnelt alsof de mens is ontsnapt
Zelfs zijn schaduw draagt geen schoen
meer. Een huivering rolt door de nacht
En door mijn borst
Omgeven door lege schoenen lijken het lijken -
De ontbrekende lichamen die mij vergezellen,
Alsof ik eigenlijk niet achterom durfde te kijken
Overzag ik mijn vrees, want ook mijn schaduw
Droeg geen schoen
Nu! Bestolen van laatste resten heldenmoed,
Verschijnen tranen in mijn radeloze ren, bang -
de onvermijdelijkheid tegemoet
Een schreiende pijn doorboord mijn ziel
Ontwaakt mijn ware angst, van voet beroofd
“O groot onheil, Rijg dit lijf aan de spiesen van u wil!”
Tussen bloedvelden door zover het oog kan reiken
Klein gebeente, huid verward met schil
Strompelend, kruipend, uit wanhoop krijsend
en grijpend naar de alsmaar rijzende kim
steeds meer romp en lijf - En huid en haar
dat zich van dit zondig lichaam
scheiden wil
Tot als laatst, enkel nog het hoofd bestaat
Dat nog dapper tracht te vluchten
Als een eenvoudige buiging van het gelaat
Maar dan staat alles stil en is het lichaam op
Betaal ik de veerman voor de overtocht
Met de koperen stuivers op mijn kop
De carillon luidt eerbiedig zijn laatste regels
Het welbekende effect van kauwgum op puttegels
f.