geen haar die lijkt op goud
op mijn hoofd grijs evenmin
onschuldigheid kwam allang niet meer aan de man,
bij mij, vrouw die ik ben maar niet wil zijn
ik leerde te kozen, minnekozen en te kiezen
kiezen voor het min
nadat ik keek en pulverde zonder huivering
was jij al weggevlucht, geen nacht onbenut gelaten
om te schuilen en te huiveren om 's werelds leed
geen haan op een toren
die nog kraait om te ontwaken
ik ben geen dochter, geen zoon
een niemands kind zoals je wilt
en dalen zijn genoeg gegraven,
dreggen gaat me wellicht beter af
als jij de sloot maar op tijd gedempt hebt
ik heb geen continuïteit nodig om te aarden
mijn potgrond heb ik immers altijd bij me