Vagevuur in avondland,
De zon had nauwelijks nog zijn rode snor gedrukt
Of men dwaalde al door de straten van de stad
Een eeuwen oude stad, met oude huizen en gekwelde zielen
Maar de drankzucht nog als altijd – jong. En men ging op pad
Op zoek naar de nacht, naar het vertier
Schemer werd duister en drank werd lust
Schaduwen en schimmen door dim lantaarnlicht onthuld
Kromme gedaantes fluiten naar laatste resten deftigheid
Onschuldig vleierij door nevelige steegjes heen gebruld
- De Valse Loftrompetten van papier -
En zo verging de droefenis door deze zwarte nacht
Het schavuit dansend op het schavot van medelijden
Drankgelach verheven tot een wreed tafereel van vuilspuiterij
En dan plots; De vloek vergaat in daad dat zich tot kwaad verleiden
Laat. De ledige glazen in de klavier
Brandende stadsmuren, schelle kreten galmen huilend weg
Gruwel en grim als heerschap in de oude verdoemde binnenstad
Van verdorven ziel en kwijnend lijf, de jankende katers
Maar dat laatste weerzinwekkende kwaad dat nog aan ons vrat
Vergaat. Herboren lijken verdrinken in de dodenrivier
f.