het levenloze lichaam waar in ik zit opgesloten
als stront vast geketend aan mijn botten
als ik een blik werp in spiegel, ben ik aan het weg roten
ik kots van de foto's en ik kots mezelf onder
met gedachtens, van de manier waarop ik walg
van mijn gezicht, mijn benen en mijn dikke reet
van mijn verwijfde heupen en die dikke tieten, het is allemaal net weer iets te breed
ik word misselijk van mijn koeien benen
ik ben modder vet
ik ben bang voor de ogen van de mensen
ik blijf liever met mijn hooft onder de dekens
veilig op mezelf in bed
mijn afschuwlijke uitstraling
mijn vergiftigte huid
mijn gore stront kop
niets meer en niets minder dan wat ontkruid
de manier waarop ik naar mezelf kijk
ik kijk liever helemaal niet naar mij
dat brengt te veel verdriet, te veel afschuw
te misselijk voor woorden
is er niemand die mij wil vermoorden
want ik ben te lelijk voor het leven
en te afschuwlijk om te bestaan