Alleen een pen van zuiver diamant gevuld met inkt van een engel haar bloed,
Op papier gemaakt van het mooiste goud gehuld in een goddelijke gloed.
Op een open veld bezaait met bloemen gedrenkt in warme zonnestralen,
Waar krekels al knarsend en sjirpend elkaar vermaken met hun verhalen.
Waar regenbogen niet zeldzaam zijn en sterren ook overdag schijnen,
Waar vogels met elkaar spelen en met hun gezang de dag laten rijmen.
Daar zal ik zitten in het midden op een deken van het zachste wol,
Met in een hand mijn glinsterende diamanten pen nog maar halfvol.
Want op mijn papier heb ik iets geschreven wat voorheen onmogelijk was,
Even laat ik me rustig achter over vallen in het warme zoet ruikende gras.
Krabbel terug omhoog en realiseer me dat ik zo stop met dromen,
Maar iets bedenk ik me zal me nooits en te nimmer worden afgenomen.
Ik heb eindelijk kunnen omschrijven hoe ongelooflijk veel ik van je houd,
En deze droom heeft het voor me verduizendvoud.